We observeren vaak een groep vogels die de lucht doorkruisen om hun trektocht uit te voeren. Y we kunnen ons afvragen hoe de oriëntatie van de vogels tijdens de vlucht wordt gegeven en waarom ze niet op zulke lange afstanden verloren gaan.
Enkele belangrijke experimenten om de oriëntatie in de vlucht van vogels te begrijpen
Een Deense ornitholoog genaamd Finn Salomensen wilde optreden enkele experimenten met sterns, van trekgewoonten. Hiervoor selecteerde hij enkele exemplaren van twee soorten: de 'ringworm' (ook bekend als de San Félix-stern) en de schaduwstern.
Eerst, deze individuen werden gevangen genomen en geïdentificeerd om hun geografische positie te kunnen herkennen. De onderzoekers scheidden ze vervolgens van hun nesten, gelegen in de Golf van Mexico, om ze meer dan 1.000 kilometer weg te dragen.
Het volgende in het experiment was om de vogels vrij te laten in de open zee en ze waren vrij om te vliegen, terwijl hun positie werd gecontroleerd en gecontroleerd voor verdere analyse.
Tot ieders bewondering kon de overgrote meerderheid van de zwaluwen zonder veel moeite naar hun nest terugkeren; Dit onthult je krachtige richtingsgevoel. De demo's eindigen hier echter niet.
In een ander onderzoek in Wales werden individuen van de soort geselecteerd papegaaiduiker (het ‘pijlstormvogelsnuifje’). Deze exemplaren worden uit hun nest gehaald (in Wales) en uitgezet in de open zee in het midden van Boston (Verenigde Staten).
Na bijna 13 dagen non-stop te hebben gevlogenLangs de 5.000 kilometer over de Atlantische Oceaan keren de vogels verrassend terug naar hun nest.
Sommige onderzoeken hebben aangetoond dat vogels, zelfs met desoriëntatie, weer op het goede spoor kunnen komen. In bepaalde experimenten werden de geselecteerde vogels verdoofd of aangemoedigd om om hun eigen as te draaien om tijdelijke desoriëntatie te veroorzaken. En de resultaten toonden aan dat dit zijn vluchtgevoel niet verstoort.
Hoe verklaart de wetenschap de oriëntatie in de vlucht van vogels?
Vooruitgang in technologie en wetenschap hebben het mogelijk gemaakt om stevige stappen te nemen om de oriëntatie van vogels tijdens de vlucht te begrijpen. Vervolgens zullen we zien wat de wetenschap zegt over dit ongelooflijke vermogen van vogels.
Vogels gebruiken hun zintuigen om zichzelf te lokaliseren
Experts hebben aangetoond dat vogels gebruiken, net als mensen, hun zintuigen om zichzelf te lokaliseren in tijd en ruimte. Wanneer ze vliegen, gebruiken vogels hun gehoor en zicht om oriëntatiepunten te herkennen die hun trekroute markeren.
Met hun ogen kunnen vogels bijvoorbeeld bergen, kliffen of bossen herkennen die het juiste pad aangeven. Ze zijn ook in staat om hun oren te gebruiken om geluidsprikkels te herkennen die de landschappen van hun lange reis vormen.
Op deze manier, en tijdens de vlucht, deze kleine dierenze verzamelen 'signalen' waardoor ze goed georiënteerd blijven en weten wanneer ze op hun bestemming aankomen.
Trekkende soorten hebben een soort traagheidsnavigatiesysteem; daarmee weten ze in welke richting ze moeten terugkeren naar hun bestemming, zelfs als ze van richting moeten veranderen. Dit verklaart ook waarom tijdelijke desoriëntaties hen niet van hun juiste koers kunnen afleiden.
Bovendien, de zintuigen zijn belangrijk bij de communicatie met de andere personen in uw trekkende groep en erken eventuele problemen op de reis. Deze kenmerken spelen ook een centrale rol bij het identificeren van potentiële roofdieren of natuurlijke tegenslagen.
Vogels hebben ook hun eigen kompassen
Voor ons lijkt het misschien heel vreemd om te denken aan een vogel die een GPS gebruikt om zich te oriënteren tijdens zijn migratie. Maar de waarheid is dat ze dit apparaat niet nodig hebben, omdat Ze hebben een magnetisch kompas ingebouwd in hun lichaam.
Wetenschappers hebben geconstateerd dat trekvogels hebben een systeem dat erg lijkt op dat van magnetische kompassen uit hun ogen. Hun netvliezen zijn in staat om licht gepolariseerd op te vangen, waardoor ze een uniek navigatiesysteem hebben.
Aan de beweging van de zon, de stand van de sterren en de maan herkennen deze dieren hoe ze zich tijdens hun lange reizen moeten voortbewegen. Wanneer het licht verandert, kunnen vogels hun ingebouwde kompassen 'heroriënteren' en weten welke weg ze moeten gaan om hun bestemming te bereiken.
Deze oriëntaties op basis van veranderingen in licht zouden het grote 'geheim' zijn van oriëntatie in de vlucht van vogels en hun vermogen om altijd terug te keren naar het juiste pad.